Hoewel de ontdekkingen van Nipkow, Rosing, Baird en anderen buitengewoon waren, wordt weinig van hun technologie nog gebruikt in de moderne televisie: tegen 1934 waren alle elektromechanische televisiesystemen verouderd.

Reeds in 1908 had de Brit Alan Archibald Campbell Swinton het concept beschreven van een elektronisch televisiesysteem dat gebruikmaakt van voornoemde kathodestraalbuis. Braun stelde voor om een elektronenstraal in zowel de camera als de ontvanger te gebruiken, maar zijn systeem werd nooit opgebouwd.

Een volledig elektronisch systeem werd eerst getoond door Philo Taylor Farnsworth in de herfst van 1927. Farnsworth, een Mormoonse landbouwjongen uit Rigby (Idaho), maakte zijn eerste systeem op een leeftijd van 14 jaar. Hij besprak het idee met zijn leraar, die geen redenen kon bedenken waarom het systeem niet zou werken (Farnsworth zou later deze leraar crediteren, Justin Tolman, als het verstrekken van zeer belangrijk inzicht in zijn uitvinding). Hij bleef het idee aan de Brigham Young Academy (nu Brigham Young Universiteit) nastreven. Op de leeftijd van 21 jaar toonde hij een werkend systeem aan zijn eigen laboratorium in San Francisco.

Zijn doorbraak bevrijdde televisie van haar afhankelijkheid van draaiende schijven en andere mechanische delen. Alle moderne televisies van de beeldbuis zijn direct afgeleid van zijn ontwerp. De Rus Vladimir Zworykin wordt soms aangehaald als de vader van elektronische televisie wegens zijn uitvinding van de iconoscoop in 1923 en zijn uitvinding van kinescoop in 1929; zijn ontwerp was een van de eerste om een televisiesysteem met alle eigenschappen van moderne beeldbuizen te ontwikkelen.

Over de controverse wie het eerst (Farnsworth of Zworykin) de moderne televisie uitgevonden heeft wordt tot op de dag van vandaag nog gedebatteerd.